Voor sommige onderdelen van deze website is Javascript nodig om correct te functioneren. Uw ervaring kan variëren.

De onderduiker | Op Maarhuizen

De onderduiker

Op 7 april 1943 werd de vrijstaande schuur, die ten noorden van de Enne Jans Heerd stond, volledig verwoest door een vliegende noordwesterstorm. Het was een storm die een spoor van vernielingen had achtergelaten tussen Kloosterburen en Winsum.

De toenmalige boer Jakob de Vries (in de wandeling Job van Maarhuizen) en diens oudste zoon Klaas probeerden te redden wat er te redden viel. Job was op het dak geklommen en Klaas probeerde bijstand te verlenen op de grond. Tevergeefs, de schuur ging om, niet op Klaas, maar Job viel wel tussen en onder de gebroken spanten en dakpannen en moest uit zijn benarde positie bevrijd worden. Job werd naar het woonhuis gedragen en dokter Mansholt werd erbij gehaald. Die knipte Job de kleren van het lijf, maar kon geen levensbedreigende kwetsuren vinden, wel enkele pijnlijke gebroken ribben. Job herstelde sneller dan verwacht, maar daarmee was het ontstane ruimteprobleem niet opgelost.

Niet lang daarna werd daarom de kleine schuur verlengd. De extra lengte van ongeveer 10 meter is het stuk dat nu hoger ligt dan de rest, de foyer bij de theaterzaal. Tot 2011 werd deze schuur gebruikt door de boer. In dat jaar vertrok de laatste, de toen tachtigjarige Duurt de Vries, de jongste zoon van Job, naar een kleinere en comfortabeler woning in Winsum.

Grondige restauratie

In 2022 werd de heerd grondig gerestaureerd en aangepast aan de nieuwe functie. De complete dakconstructie van de kleine schuur ging daarbij 30 centimeter naar beneden zodat er een dikke isolatielaag kon worden aangebracht zonder dat het buitenaanzicht van de schuur zou veranderen. De noordmuur werd grotendeels vervangen door een glaswand en het wat scheef gezakte oostelijke deel van die muur werd weer recht gezet. Op een steen, die aan de bovenkant van deze muur zat, waren in het cement initialen gekrast: K.d.B.

.

K. de B.

Wie was K.d.B.? De bewoners heetten ‘de Vries’, geen d.B. dus. De timmerman viel af en ook de arbeiders op de boerderij. Duurt had wel een idee: het zou de onderduiker kunnen zijn geweest, Piet Hofman volgens diens valse persoonsbewijs, in werkelijkheid Klaas de Boer.

Tezelfdertijd meldde zich een kleindochter van Klaas de Boer, Marije de Boer, die op zoek was naar haar roots. Samen met Mayke ontmoette ik haar, haar vader en diens broer, op de Enne Jans Heerd op 11 februari 2023. En toen kwamen de verhalen. Ik kende ze al een beetje omdat ik bij Duurt op de koffie was geweest.

Klaas de Boer, Piet dus in die tijd, kwam uit Winschoten. Hij dook onder om te voorkómen dat hij naar Duitsland zou worden getransporteerd naar een werkkamp, waar je misschien niet meer levend vandaan kwam. De oorlogsindustrie in Duitsland dreigde stil te vallen en werd draaiend gehouden met dwangarbeiders uit bezette gebieden: de ‘Arbeitseinsatz’. Heel veel Duitse mannen moesten immers vechten in de oorlog.

De moeder van Piet, Catharina van der Woude, kende een tante van Duurt en zo kwam het contact tot stand. Tante Leentje uit Winschoten had Piet en Job met elkaar in contact gebracht. Tante Leentje, Luppina Helena Nienhuis, was de weduwe van Jan Faber, die hoofdonderwijzer was geweest in Winschoten. Jan Faber was een broer van de ook al overleden eerste echtgenoot van Ebeltje Ritsema, Jacobus Faber. De vrouw van Job, Ebeltje dus, vormde  de verbindende schakel. Tante Leentje, die toen ongeveer 45 jaar oud was en geen kinderen had, was een bijzondere tante die betrokken was bij allerlei duistere zaakjes, hetgeen niet ongewoon was in oorlogstijd. Voor haar bekenden was ze echter volstrekt betrouwbaar. Ze was een van Duurts favoriete tantes. Duurt vermoedde dat tante Leentje Piet op de fiets was komen afleveren, maar hier liet zijn geheugen hem toch wat in de steek. Piet was immers onderduiker. Over hem werd zo min mogelijk gesproken, zeker in de nabijheid van kinderen. Duurt was toen 12.

Piet op de Enne Jans Heerd

Piet kwam wellicht na de storm van 1943 naar de Enne Jans Heerd, maar het kan ook eerder zijn geweest. Duurt was daar niet zeker van. De gedwongen Arbeitseinsatz begon immers al in 1942. Piet was er ongetwijfeld toen de kleine schuur werd vergroot. Hij was toen ongeveer 20, werkte doorgaans alleen, als arbeider op de boerderij. Piet kwam nooit in het voorhuis, maar hij had ongetwijfeld contact met Job en diens familie. Duurt kon zich niet herinneren dat Piet ooit bij het gezin aan tafel had meegegeten. en voelde zich daar nogal ongemakkelijk over. Piet moest toch ook eten? Hoe kreeg hij dat? Dat ongemak was begrijpelijk. In het begin van de oorlog waren gedurende enkele weken – via de diaconie van de kerk – twee kinderen uit de wijk Charlois van het plat gebombardeerde Rotterdam bij hen ingekwartierd geweest. Zij hadden gewoon met het gezin meegegeten. In de hongerwinter van 1944/45 waren er twee broodmagere Amsterdammers geweest, die ook bij het gezin aanschoven. Piet was de uitzondering. Piet at kennelijk alleen, Piet hoorde er niet te zijn, Piet was immers ondergedoken.

Het gezin van Job

In 1943 bestond het gezin van Job uit zes personen: Job (56 jaar), diens vrouw Ebeltje Ritsema (48 jaar), een zoon Klaas (22 jaar) uit het eerste huwelijk van Job, een dochter Jantje Faber (20 jaar) uit het eerste huwelijk van Ebeltje en nog een zoon Duurt (12 jaar) en een dochter Aaltje Rienje (10 jaar) van Job en Ebeltje samen. Ook oma, Louwerdina de Boer (75 jaar), de moeder van Ebeltje, die in Winsum woonde, beschouwde de Enne Jans Heerd als haar tweede huis, en was er dikwijls. Duurt vertelde dat het gezin gedurende de hele oorlog bijeen was op Maarhuizen. Later sprak Piet met zijn kinderen eigenlijk alleen over Job, Klaas en Duurt, niet over Jantje die vrijwel even oud was als hij. Tijdens het gesprek dat ik met Piets nazaten had werd even geopperd dat Piet heimelijk een oogje op Jantje had (en dat niet aan zijn kinderen had willen vertellen), maar Jantje was al verzegd. Ze had verkering met Salomon van der Veen (waar ze later mee trouwde) uit Nieuwlande bij Hoogeveen, toen een dorp met zo’n 120 inwoners. Salomon kwam af en toe even op de fiets heen en weer naar Maarhuizen. Heel vaak zal dat niet geweest zijn. Het was een forse afstand. Bovendien was Nieuwlande een broeinest van verzet tegen de bezetter en een veilig toevluchtsoord voor onderduikers en joodse kinderen. Nieuwlande was ook het bolwerk van de later gefusilleerde verzetsleider Johannes Post. Het in- en uitgaande verkeer werd wellicht zo veel mogelijk beperkt.

Piet en het werk op de Enne Jans Heerd

Piet heeft vast meer dan die ene steen bijgedragen aan de bouw van het nieuwe stuk aan de schuur. Zijn werk bestond verder uit het schonen van de sloten en allerlei ander boerenwerk, zoals helpen bij het oogsten en verzorgen van het vee. Hij had een klik met de paarden. Soms bracht hij er een terug naar de boerderij, op de rug, zonder zadel. Nee, Piet was niet bang uitgevallen en ging op zondag soms gewoon mee naar de kerk, maar dat leidde wel tot waarschuwingen van bezorgde gemeenteleden. Als hij wegbleef uit de kerk las hij samen met oma Louwerdina de preek. Meestal sliep Piet in een zelfgemaakt plaggenhutje in de beschoeiing van een sloot, als het erg koud was in een schuilplaats in het hooi of stro in de schuur.

Het gevaar dreigde

Het leven op de boerderij was zwaar en zeker niet zonder gevaar. Het schonen van sloten was afmattend en ook op het boerenland kon een onderduiker verraden worden. Die kon dan alsnog naar Duitsland worden gestuurd, in een gevangenenkamp terecht komen of zelfs standrechtelijk worden geëxecuteerd. Overbuurman Leeuwma, die op de Sijboltsheerd woonde was NSB'er. Volgens Duurt was hij ‘een goeie NSB'er’. Leeuwma heeft Piet vast gezien, maar misschien niet beseft (of niet willen beseffen) dat er een onderduiker bij de buren zat. Piet werd niet verraden. Maar er werd wel gezocht naar onderduikers, ook op de Enne Jans Heerd. Duitse soldaten kwamen er op een ochtend toen Piet zich in zijn veilige hutje had verslapen. Gelukkig maar! Op een dag dat Piet op de deel aan het bieten snijden was, hoorde hij een legermotor naderen. Net voordat deze motor met zijspan abrupt tot stilstand kwam voor de geopende baanderdeuren had Piet zich kunnen verbergen tussen de muur van de schuur en een van de deuren. Twee Duitse soldaten gingen direct de schuur in, vlak langs Piet, die het water van de leren jassen zag druipen en bijkans in z’n broek scheet. Ze zochten in de schuur, maar niet achter de deur en vervolgens in het huis. Piet verdween schielijk naar zijn plaggenhutje zodra ze uit het zicht waren. Ze zouden immers terugkomen. Hij was nog nooit zo bang geweest.

Razzia's

In Bedum werd op 22 april 1944 een politieman doodgeschoten door het verzet. Deze Jannes Luitje Keijer had nauw samengewerkt met de Duitse bezetter. De reactie op deze liquidatie leek zich aanvankelijk te beperken tot het neerschieten van een Bedumer jongeman op de Grote Markt in de stad Groningen. Of die iets met de executie had uit te staan was onduidelijk. Enkele dagen later, op 25 april, werden echter de dorpen Zuidwolde, Bedum, Stedum, Winsum en Middelstum door een grote overmacht afgegrendeld en van huis tot huis uitgekamd. Bij deze razzia’s werden 152 jonge mannen opgepakt, waarvan er vier vrijwel direct standrechtelijk werden geëxecuteerd. Acht mannen werden vrijgelaten. De anderen (140 mannen) kwamen via Kamp Amersfoort in een Duits werkkamp terecht. Van hen keerden er 23 niet terug.

Vertrek van Piet

Aanvankelijk bleef Piet, ondanks de razzia’s. Maar in het najaar van 1944 werd het onveilig omdat er steeds vaker vreemden op het erf waren. Bij de brug van Maarhuizen lagen toen verscheidene binnenvaartschepen afgemeerd (met de schippersgezinnen) om te voorkómen dat de vaartuigen werden gevorderd door de Duitsers. Ook kwamen er, in de aanzet van de hongerwinter, mensen uit het westen van Nederland, om aardappelen en graan te kopen bij de boer. Er werd daarom besloten dat Piet weg moest van Maarhuizen. Hij vertrok op de fiets met een schop, alsof hij werkte voor Organisation Todt, een Duits overheidsbedrijf dat onder meer de verdedigingslinie rond de stad Groningen aanlegde. Via omzwervingen, eerst langs de zus van zijn moeder, tante Aaltje Cleveringa die in de stad Groningen woonde, keerde hij terug naar zijn ouderlijk huis in Winschoten. Daar hield hij zich  schuil op zolder, notabene naast een school waarin Duitse soldaten waren ingekwartierd. Het zou maar zo de school kunnen zijn geweest waarop Jan Faber, de overleden echtgenoot van Duurts tante Leentje, als hoofdonderwijzer had gewerkt. De nabijheid van Duitse soldaten weerhield Piet niet om af en toe uit te breken in allerlei vermommingen, zelfs in vrouwenkleren. Zo bezocht hij aan de arm van zijn toekomstige schoonmoeder de vriendin, die zijn echtgenote werd.

Na de bevrijding

Na de Bevrijding meldde Piet zich (inmiddels weer Klaas) bij de Binnenlandse Strijdkrachten. Later nam hij als vrijwilliger dienst in het koloniale leger dat Indië moest behouden voor de Nederlandse Staat. Dat project werd een misrekening van de Staat. Klaas keerde terug en bleef de rest van zijn werkzame leven militair. Tegen zijn kinderen zei hij dat de periode op de boerderij de mooiste tijd van zijn leven was geweest.

Johan van Rhijn

met dank aan Duurt de Vries en de familie De Boer voor hun verhalen

iets voor jou?